Is dat Liefde?

Is dat Liefde?

Ik wil bij m’n moeder zijn

ik wil haar wiegen

haar troosten

haar pijn wegnemen

haar verdriet oplossen

ik wil haar vasthouden

ik wil haar smoren

ik wil haar leven

ik wil haar zijn

Nee, dat is geen liefde.

Ik speel al langer met het thema verantwoordelijkheid. Voel me verantwoordelijk voor het welzijn van mijn moeder. Als ik dit schrijf, zie ik ineens hoe raar dat is. Hoe kan ik verantwoordelijk zijn voor iemands welzijn?

Als ik me verantwoordelijk voel, ontneem ik ook iemands eigen kracht.

Controle zegt iemand. Nee joh, ik en controle, nee hoor, dat speelt hier niet.

Het woord blijft echter in me ronddolen. Langzaam durf ik ’t steeds meer toe te laten. Er naar te kijken. Controle.

Ja, ik wil dat mijn moeder het goed heeft. Ik wil dat ze het fijn heeft. Ik wil dat ze gelukkig is.

Als ze niet blij is, is dat niet goed, dan moet ik daar iets aan doen. Als ze het niet fijn heeft, is het niet goed. Ik blijk een aardig beeld te hebben, van wat ik haar gun, hoe ik het voor mijn moeder zou willen. Hum, goed bedoeld, maar heeft wel aardig wat weg van controle…

En mag ik dat dan loslaten? Kan ik dat loslaten?

***

Af en toe bel ik mam nog even voor ’t slapen gaan. Een kort gesprekje, een “slaap lekker”, en “morgen gezond weer op hè?” “Ja mam, en jij ook hè, gezond weer op. Dat spreken we af!”

Fijn.

Deze avond loopt het gesprek anders. Er komt ter sprake dat de pedicure de volgende dag langs komt. De paniek slaat al snel toe bij haar. Want dan moet ze vroeg op, moet ze haar voeten wassen, en verder komt het gesprek niet meer. Dit zit nu in haar hoofd en blijft zich als een grote doem herhalen. Ik probeer haar gerust te stellen, maar de stress is niet meer te keren. Op cynische en veroordelende toon bedankt ze me en vraagt of ze mag ophangen. Wat ik haar heb aangedaan, dat ze zo naar bed moet… Als we ophangen voel ik me beroerd.

Shit.

Wat kan ik doen? Terugbellen? Nee, dat maakt het misschien alleen maar erger. Ik heb kleine hoop dat ze het weer vergeten is. De afdeling bellen? Ik twijfel. Wil ze niet lastigvallen zo op de avond. Bovendien, zouden ze me begrijpen? … Zal ik het toch doen? Iets in mij besluit het zo te laten.

Een paar uur later bedenk ik dat ze nu vast in slaap is, en ga ik zelf enigszins gerust naar bed.

Normaal ben ik een goeie slaper, maar niet deze nacht. Na een paar uur schrik ik wakker, kan mam haar eigen voeten nog wel wassen? Ik weet dat ze zich elke dag aan de kraan wast (douchen doet ze niet) maar dat haar voeten meestal niet meegenomen worden in de wasbeurt. Nu komt haar paniek nog meer bij me binnen. Ze zal nooit hulp vragen, en ik zie schrikbeelden dat ze uren probeert haar voeten te wassen en wat daar allemaal bij mis kan gaan.

Ik weet mezelf rustig te krijgen en val weer in slaap. Een paar uur later herhaalt zich dezelfde nachtmerrie in mijn hoofd.

Alles komt samen, mijn zorgen, mijn verantwoordelijkheidsgevoel, mijn schuldgevoel, mijn domheid, ik kan het ook niet goed doen…

Het enige wat ik nu kan doen is mam het vertrouwen geven dat het goed komt.

En kijken. Kijken in mij… ik wil het zo graag goed doen, ik wil zo graag dat mama blij is.

Mijn schuld, mijn schuld, mijn (grote) schuld.

Kan ik hier mee leven? Als het inderdaad misgaat?

Ik kijk diep en nog dieper in mij.

Tranen stromen.

Al die keren dat ik het fout deed, al die keren dat het allemaal mijn schuld was, dat ik iets niet had moeten doen, dat ik iets anders had moeten doen, dat ik mijn mond had moeten houden, dat ik mijn mond had open moeten trekken, niet goed, niet goed, helemaal niet goed.

En, in de allerdiepste diepte, vraag ik om hulp.

Hoe gênant om dit nu op te schrijven, maar ik schrijf het: ik vraag hulp aan Jezus, en ik vraag hulp aan de Heer. Geen idee wie dit zijn, en waar het vandaan komt, maar deze woorden komen uit mijn mond. Ik voel me intens nederig, soort van verslagen, alles wat ik wil zijn is weg, ik ben even niks, een blanco vel met heel veel tranen. Een afgebroken boomblad meegevoerd op de stroom van een rivier. Pijn, los, alleen, eenzaam, zonder controle, vrij, zonder verwachting.

Ik moet zo ingedommeld zijn als ik ineens in de tuin aan het werk ben en Barbara om de hoek naar me toe komt lopen. Ze ziet er precies uit, zoals toen ze nog op aarde leefde, hetzelfde postuur, hetzelfde gezicht, favoriete lichtblauwe trui, hartelijke glimlach, maar zonder de rafelranden die we in het leven met ons meedragen. ‘Heel’ zou ik het noemen. Alles is bij haar opgeruimd en heel. We omhelzen elkaar en ik huil, ik huil tranen, zoveel tranen, zo’n diep verdriet. Het is veilig bij haar en ik ben dankbaar. Dankbaar dat Bar zich in haar oude gedaante aan me laat zien, waardoor ik even helemaal het kleine zusje mag zijn. En zij even de grote zus, zoals ze die voor mij nooit is geweest (door diezelfde oude rafelranden van het leven), maar vast had willen zijn.

Ik geef me over, en laat voor het eerst alle controle los. Alle houvasten, alle overtuigingen, alle gêne, en huil in haar veilige omhelzing, de omhelzing van m’n grote zus.

Wat een cadeau.

Ook voor mijn moeder, leer ik de volgende dag. Die blijkt uiteindelijk ook voor zichzelf te kunnen zorgen, als ik haar dat vertrouwen durf te geven.

Is dat dan liefde?

Ogen dicht en springen

Zo’n 10 jaar geleden volgde ik een training voor intuïtieve ondernemers. De eerste dag werden we uitgenodigd onszelf een opdracht te geven, waarmee we buiten onze comfortabele zone zouden gaan.

Ik zat al een poosje met 3 onderwerpen in mijn hoofd, die ik heel graag de wereld in wilde slingeren. Dat zou ik nu gaan doen: 3 artikelen schrijven. Elke maand een artikel.

Geweldig zei de begeleider. Ga ik hem nog ietsje aanscherpen voor je. Je schrijft 3 stukken. Binnen 3 weken. En als je schrijft zet je de wekker. Na een uur publiceer je direct online wat je geschreven hebt.

Zo, die kwam direct binnen. Zo confronterend. Ik wist dat ik het had te doen, maar kon op dat moment alleen maar huilen.

Met die uitdaging ging ik naar huis. Zette de wekker en ging ik aan tafel zitten. En huilde. En schreef en huilde en schreef. Wat er op papier kwam had niets te maken met die boodschappen die ik in mijn hoofd had, en die ik zo graag wilde delen. Er kwam een heel ander verhaal, en ik kon alleen maar denken…wie zit hier nou op te wachten…

Uiteindelijk na een uur tikte ik het verhaal in de computer, deed mijn ogen dicht en verzond het.

De paar reacties waren onverwachts positief. Een schrale troost. Ik moest dit nog 2x doen.

De 2e keer ging niet anders. Een uur van tranen, een totaal ander verhaal dan ik had bedacht, flinke twijfels, knop om en verzenden. Ook hierop waren de paar reacties positief.

Bij de 3e keer ging het weer hetzelfde. Alleen kwam er nu nieuwsgierigheid tussendoor gepiept. Nieuwsgierig van wat er uit mijn pen zou komen. Want blijkbaar had ik daar niet veel over te zeggen.

Hierna is mijn blog ‘Andrea wandelt’ ontstaan. Schrijven en posten, zonder te veel bemoeienis van mij.

Inmiddels is de criticus weer helemaal teruggekomen. En zie ik de stilte op mijn pagina. De verhalen zingen in mij rond, ik schrijf ze, maar post niet meer, want wie zit hier nou op te wachten…

Vandaag ben ik weer gaan zitten, en wederom komen er woorden die ik niet had willen delen. Waar ik het nut niet van in zie. Wie zit hier nou op te wachten… en ik deel ze. In mij voelt het alsof er iets geboren wil worden. En dat kan alleen maar als ik me er niet mee bemoei. Het enige dat ik zeker weet, is dat ik heb te schrijven. Wat dat is en voor wie geef ik uit handen. Met tranen en flink verzet schrijf ik de woorden die komen en post ik het volgende verhaal:

Mijn moeder heeft de diagnose dementie. En ik? Ik ben haar dochter.

Al jaren ben ik bezig met opruimen. Opruimen en helen, de trauma’s in mij.

Het begon zo’n 30 jaar geleden met mijn vader. Daar speelde zo veel tussen hem en mij. Hij stond op een voetstuk, en mijn moeder hield hem daar. Hij kreeg daardoor een autoritaire plaats binnen het gezin. Als hij ’s avonds aan tafel kwam, moesten wij stil zijn. Ik was snel ‘lastig’, ‘te emotioneel om een gesprek mee te voeren’, ‘eigenwijs’, ‘onhandelbaar’, ‘niet iemand om van te houden’.

Rond mijn 20e heb ik, naar aanleiding van een workshop, een lange brief aan hem geschreven, met al mijn pijn en verwijten. Ik gaf hem alles terug wat ik niet meer wilde meedragen.

Destijds woonde ik in Amsterdam op kamers, en besloot naar Rotterdam te gaan om de brief zelf langs te brengen. Er stonden keiharde woorden in, en ik was bang dat als hij ze binnen zou laten, dat ie het misschien niet zou overleven.

Pap en de brief vertrokken naar boven, naar zijn spreekkamer, zijn privédomein. Ik zat beneden te wachten. Gespannen, met m’n oren gespitst op elke beweging van boven, een kuch, een geschuif van de stoel.

Tijd verstreek. Het bleef stil.

Uiteindelijk besloot ik naar boven te gaan. Ik klop op de deur.

Een kuch en een vragend “ja” vanuit de verte.

Ik open de deur en pap kijkt me vragend aan vanuit zijn leesstoel. Wat er is?

In de war gebracht, zeg ik hem dat ik hem net een brief heb meegegeven, en benieuwd ben naar zijn reactie. “Eh, oh, ja, ja, dat is nogal wat. Maar ja, als ik dit lees, denk ik, heb ik toch maar een mooie dochter groot gebracht.”

Als ik even later weer beneden zit voel ik me opgelucht. Hij heeft de brief gelezen zoals hij is, met redelijke afstand, ter bescherming. Het zou ook raar zijn geweest, bedenk ik me, als ie de woorden nu ineens helemaal in z’n hart had binnen laten komen. Dit was goed zo. Ik had mijn pijn en ballast aan hem teruggegeven.

Lange tijd hebben we nauwelijks een woord gewisseld en voelde het als een ongemakkelijke relatie in gezelschap.

Na een  jaar of zo realiseerde ik me dat het voor mij nu wel oké was, verwerkt, vergeven, gesleten. Ik schreef hem een kaart, om hem dat te laten weten. En ik kreeg een kaart terug. Een zeldzaamheid. Een kaart van papa.

Vanaf die tijd is er een nieuwe relatie gaan groeien. Een relatie waarin ik vooral van hem ben gaan genieten. Zijn pretoogjes, zijn onmogelijke fantasieën, zijn avontuur, zijn filosofische gedachtes, zijn grote plezier in Ouddorp en de natuur, gezelligheid en samen zijn, zijn luisterend oor en zijn onhandig kussen. Een levensgenieter. Een wijze man. En een man uit de oude doos. Pap die de liefde, warmte en gezelligheid leerde en vond bij mam. Een man die een nieuwe liefde leerde kennen bij de geboorte van zijn kleinkinderen.

Ik had geen andere vader willen hebben.

De jaren erna bleef voor mij het werk van helen en opruimen. Telkens kwam ook pap weer terug in het proces. Elke keer weer een laagje dieper.

Inmiddels heb ik mijn vader verweven met zijn ouders en grootouders en verder terug. Volgens sjamanen worden trauma’s 7 generaties doorgegeven, in westers onderzoek bij ratten, is middels hersenscans aangetoond dat trauma’s zeker 5 generaties doorgegeven worden.

Het proces met mijn vader was destijds wel duidelijk. Duidelijk wat er opgeruimd mocht worden. Ja, met zo’n vader!

Steeds nieuwsgieriger werd ik, hoe dat met mijn moeder zou zijn. Daar had ik als puber zo vaak ruzie mee. Ik had haar altijd alles voor de voeten gegooid. Dat zou toch allemaal destijds wel opgeruimd zijn?

Toen wist ik nog niet van oorlog en geheimen, van vrouw zijn en niet mogen zijn, van zorgen, zwijgen en aanpassen, van de invloeden van kerk en staat.

Mijn moeder heeft de diagnose dementie.

En ik? Ik ben haar dochter.

Bijzondere momenten tussen de sluiers

Mijn moeder heeft de diagnose dementie. Papa, zus Barbara en zus Cecilia zijn overleden. broer en ik begeleiden ons moeder in deze nieuwe fase.

Op een avond weet ik het even allemaal niet meer. Ik ben moe, geen idee hoe alles te organiseren, het is op. Als ik naar bed ga, vraag ik papa, Bar en Ciel om voor mama te zorgen. Dat ze de nacht goed door mag komen, en dat ik alles even los kan laten en een nacht door kan slapen. Oja, en vlak voor ik wegglij, vraag ik nog even om me een teken te geven. Ik slaap die nacht uitstekend en als ik de volgende ochtend mama bel, klinkt alles goed. We kletsen onze babbel, en er valt weer wat onrust van me af. Dan vertelt ze dat papa die nacht langs is geweest. “Het was zo fijn!”

Veel later valt bij mij het kwartje, die boodschap was natuurlijk mijn teken ♥

“Moeder bakt pannenkoeken maar het meel is zo duur…”

Wat verdrietig is van geen geheugen, is het missen van herinneringen. Fijn dat de pijnlijke gebeurtenissen langzaam vervagen. Het gemis, de pijn, het intense verdriet wordt zacht, verdwijnt langzaam uit het zicht.

Maar ook de mooie herinneringen verdwijnen. Wie er net op bezoek was, een gezellige middag, een fijn gesprek. Ze lossen op als nevels in de mist.

Met het pijn verdwijnt ook het fijn.

Het verlies van een dochter neemt nu ook de dochter mee. “Erg hè, ik weet het niet meer. En waarom ging ze dood?”

Tot wat er overblijft, is het moment. Meer ‘nu’ kan bijna niet. En wie ben je dan?

Wie ben je, als je nergens meer vandaan komt? Wie ben je, als je je kinderen niet meer weet.

“Moeder bakt pannenkoeken maar het meel is zo duur…”

Na een zomer waarin we ter oriëntatie tehuizen bekijken, en we langzaam een beeld krijgen van wat de mogelijkheden en vooral onmogelijkheden zijn, na een zomer waarin mam blijft zeggen, dat ze nog lang niet weg hoeft, een zomer waarin mam steeds minder naar buiten gaat, een zomer waarin broer en ik steeds vaker langs gaan, is er ineens die dag dat ze zegt, ‘ik wil verhuizen’. Haar besluit staat vast, ‘ik ga naar Gouda’. De eenzaamheid op haar flat maakt haar somber, en het gevoel afhankelijk te zijn van Gabriel en mij vindt ze vervelend.

Het is dan 7 oktober. Pas veel later maak ik de connectie met Cecilia’s sterfdag, diezelfde dag. Cecilia was een belangrijke spil in alle voorgaande verhuizingen en huizen. Zo heeft Cecilia er oa voor gezorgd dat mam na papa’s overlijden in de heerlijke ruime droomflat op de juiste verdieping met schitterend uitzicht kon gaan wonen.

Toen we in Gouda gingen kijken, stonden er 3 appartementen leeg. Een uitzonderlijke situatie. Direct wist mam welk appartement de enige juiste was. Daar zou ze gaan wonen. Na haar beslissing waren de andere appartementen snel weer verhuurd. Geholpen door het universum, waren we precies op het juiste moment voor de juiste woning. Ik kan er niet omheen dat ook nu Cecilia, vanaf de andere kant van de sluier, weer gezorgd heeft voor de beste plek voor mam.

“Moeder bakt pannenkoeken maar het meel is zo duur…”

We moeten een verhuisdatum prikken, en ik kijk in mijn agenda. Elke keer word ik getrokken naar 27 oktober. En elke keer realiseer me dat dat minder dan 2 weken is om de verhuizing te regelen. Dat is niet realistisch. Dat redden we nooit. Maar als ik verder in mijn agenda kijk, voel ik alleen maar nee, nee en nee. Bij vrijdag de 27e  weer een duidelijk ‘ja’…

Ik geef me eraan over en schrijf een appje aan de familiegroep met de kleinkinderen van oma waarin ik de bewuste dag voorstel. De één na de ander blijkt precies die vrijdag te kunnen, en voor ik het weet, is de dag vastgelegd. 3 van de 4 kleinkinderen zullen aanwezig zijn. Het zijn de kinderen van Ciel. Eén van hen heeft jarenlange ervaring als verhuizer tijdens zijn studententijd, en biedt aan de bus en alles te regelen. Jemig, als een trein die gestart is, en niet meer te stoppen. Alles loopt ineens vanzelf!

Het plan is om oma niks te vertellen. Zij gaat die dag naar de dagbesteding, en zodra ze weg is, kunnen wij aan de slag met inpakken en de rest. Ze weet dat ze binnenkort gaat verhuizen, maar niet wanneer. We hopen dat dit haar het minste stress zal geven, maar ik vind het lastig. Zij voelt natuurlijk ook van alles.

De week voor de verhuizing heeft mam veel last van haar buik en darmen.

Maandag meldt ze zich ziek voor de fysio, en ook de podotherapeut op donderdag moet ik van haar afbellen. Wanneer ik haar na een middagslaapje vertel dat ik de podotherapeut heb afgebeld, kijkt ze blij verrast, als een puber die niet verwacht had haar zin te krijgen. Ze heeft de smaak te pakken, en zegt vervolgens overmoedig: “ja, en als ik geen zin heb om vrijdag naar de Club te gaan, ga ik ook lekker niet!” Ze kijkt me uitdagend aan.

Oeps, dat wordt spannend. Ons hele verhuisplan is hier op gebouwd.

Als ze die middag naar bed gaat, vraag ik me af wat te doen.

Ik bedenk dat ik een zielsgesprek met haar kan proberen nu ze slaapt. Kijken of ze daarvoor open staat. Ik zit op de bank en mediteer mezelf naar het open veld. Ik begin in gedachte tegen haar te praten, vertel haar van ons plan, en dat we denken dat dit het beste is in deze situatie. Dat we dit zorgvuldig en vanuit liefde hebben bedacht. Misschien dat het anders beter had gekund, maar dat dit is waar wij op uitgekomen zijn. Ik vraag haar, of ze ons alsjeblieft wil vertrouwen dat het alleen en alleen vanuit onze goeie intenties is ontstaan.

Ik hoor haar nog een paar vragen stellen die ik beantwoord en dan voelt de energie rustig. Zou ze zich eraan overgeven?

Als ze later uit bed komt, vertelt ze enthousiast dat ze van alles heeft meegemaakt toen ze sliep. “Oja, en ook een heel gesprek gehad, met jou en Gabriel!”.

De lucht lijkt geklaard en ik ben er gerust op, dat ze vrijdag gewoon naar de Club zal gaan.

“Moeder bakt pannenkoeken maar het meel is zo duur…”

Ik heb inmiddels een aardig beeld van wat mam mee wil hebben, en maak daar lijsten van.

De dag van de verhuizing zelf kent wat kleine tegenvallers, maar met elkaar loopt alles geweldig. Er zijn zelfs foto’s gemaakt van haar lievelingskast met al haar dierbare foto’s en snuisterijen, welke uiteindelijk in de nieuwe woning aan de hand van deze foto’s weer precies zo ingericht wordt.

Aan het eind van de dag, als Gabriel met haar in Gouda aankomt, is haar nieuwe appartement zo goed als klaar, en net zo gezellig als de woning die ze die ochtend in Rotterdam achter zich heeft gelaten.

Wauw, zo dankbaar ben ik. En zo onder de indruk, hoe een onmogelijke klus met zoveel liefde en enthousiasme geklaard is. Vertrouwen en vertrouwen. Intenties zetten en luisteren. Niet invullen, niet controleren, maar de trein vanzelf laten rijden. Het universum weet het echt beter en mooier dan ik zelf bedenken kan.

“Moeder bakt pannenkoeken maar het meel is zo duur…”

Mam settelt zich wonderbaarlijk snel, alleen blijft ze last van haar buik en darmen houden, wat haar enorm beperkt.

Een week na de verhuizing ga ik zelf voor een healing naar Henriëtte, healer en wisdomkeeper, een bijzondere vrouw van wie ik al jaren veel mag leren. Ik noem haar ook wel mijn spiritueel moeder. Mijn mama heeft dat nooit vreemd gevonden, terwijl ik nog wel eens bang was, dat ze zich gepasseerd zou voelen. Maar ja, moeders begrijpen elkaar, respecteren ieders waarde 🙂

Tijdens de healing komt zowel bij mij als bij Henriëtte de buikklacht van mijn moeder langs. Na afloop biedt Henriëtte aan, om mama een afstandshealing te geven. Dat kan niet zonder toestemming, dus met dat aanbod bel ik de volgende dag naar mijn moeder. Als of ze erop had zitten wachten. Als of het de normaalste zaak van de wereld is, wat het voor de meeste mensen nog helemaal niet is, en zeker niet voor mijn moeder: “Nou graag!”  

Zondag ben ik bij haar en ben benieuwd of ze zich het aanbod nog kan herinneren. Weer is het voor haar allemaal bekend en vanzelfsprekend, en gaat ze op de afgesproken tijd op bed liggen.

Ik op een stoel, begin met mediteren en stem me af op het veld. Al snel krijg ik mijn bekende schokjes waarmee ik overtollige energie afvoer. Mam hoor ik zacht snurken, en in mijn buik gebeurt van alles.

Na een klein half uur, voelt mijn buik warm en vol, en hoor ik bij mam iets van een ontlading. Daarna komt ze ineens omhoog, kijkt of ze iemand ziet, zegt “nee, ze kunnen me zo niet zien” en gaat weer liggen. Dan zegt ze met heldere stem “ik ben een jonge vrouw van 83”. Het is even stil en dan “een jonge vrouw van 87”.

Vervolgens krijg ik bericht van Henriette, de healing is voorbij, en op datzelfde moment komt er ook iemand van de verzorging binnen om ons voor de lunch uit te nodigen. Het is even veel tegelijk. Of ze mijn moeder had wakker gemaakt, vraagt ze bezorgd. “Nee hoor, ik heb niet geslapen”, verzekert mijn moeder haar. We landen allebei weer in de realiteit van de dag en krijgen gezellig de lunch in haar appartement geserveerd.

Als ik haar de volgende dag bel, en vraag hoe het met haar buik gaat, is haar reactie: “Wel goed hoor.” Na een korte pauze, “Ach, ik besteed er maar geen aandacht aan, dan heb ik nergens last van. “ 🙂

“Moeder bakt pannenkoeken maar het meel is zo duur… hoe gaat het ook al weer verder?”

“Tingelingelinge pannekoek, stroop met rozijnen, tingelingelinge pannekoek, kom op bezoek.”

“Oja! “, zegt ze lachend

Schitterend Licht

Het speelt al een paar weken door m’n hoofd, de vraag “wat is liefde”?
Deze ochtend zit ik in de auto op weg naar mn danssessie, en ineens borrelt er in me op “ik-ben-doodsbang-voor-liefde”. Ik schrik ervan.
Ben ik zo bang voor iets waarvan ik niet eens weet wat het is?


Even later op de dansvloer voel ik me kwetsbaar, en begin een ontdekkingstocht naar liefde, liefde voor mij, liefde voor deze dappere meid. Dapper dat ik hier ben.
Ik dans me door mijn lijf. Ik ken liefde, ja, liefde voor buiten mij. Ik heb toch zoveel lief? Mensen, bomen, dieren, de zon en de aarde…
Maar is dat liefde? Is dat liefde als ik dat lief niet voor mijn binnen voel?
Ik roep m’n zusjes aan. Vergeet mij niet! Ik ben nog hier, en het is hier anders, weet je nog wel?! Ze zijn er bij, vrolijk en heel. Ja, die liefde ken ik wel. Ja, die liefde kennen we. Die liefde van licht en lief en sterrenzon.


Op aarde is het anders. Voelt het anders.  En nu, nu ga ik dat leren hier, met mijn lijf, in mijn lijf. Ik ga het ontdekken, ik ga liefde.
Van licht en lief en sterrenzon op aarde. Zodat ik het kan laten zien aan iedereen, hoe mooi de liefde, liefde van licht en lief en sterrenzon.

Dansen, dansen, dansen…

Ik zit met mijn moeder bij de huisarts en luister naar haar als ze de dokter vertelt over haar eenzaamheid. Ze heeft mij er al vaker over verteld, maar nu ik er als voyeur bij zit, komt het nog dieper binnen bij mij. Mijn moeder heeft altijd een kleine kring om zich heen gehad, en sinds haar beste maatjes zijn overleden, heeft ze buiten familie om, eigenlijk niemand meer om haar verhaal te delen.

Ik ben al langer geraakt door haar eenzaamheid, en wil het oplossen. Ik zoek een vriendin voor mijn moeder. Dat lukt me niet.

Als mantelzorger van mijn moeder, begin ik me af te vragen wat dat eigenlijk betekent. Wat is een mantelzorger? Wie ben ik als mantelzorger?

Ik kom tot de conclusie dat ik er voor haar ben, om haar leven te ondersteunen, waar mogelijk makkelijker te maken, en daarnaast mijn rol als kind niet te vergeten. Ik ga niet oplossen wat haar zelf in het leven niet gelukt is. Ik kàn niet oplossen wat haar zelf in het leven niet gelukt is. Dit is haar pad, en ik mag er voor haar zijn.  

Alles wat je in het leven tegenkomt is een spiegel van jezelf. Dat is hoe ik kijk. Niet eerder bewust van mijn eigen eenzaamheid begin ik die nu door mijn moeder steeds indringender te ervaren. Ik kan beter een vriendin voor mezelf zoeken! Diezelfde week krijg ik van 3 verschillende vriendinnen, die ik lang niet gezien heb, een berichtje. Hoe mooi!

Nee, dit gevoel van eenzaamheid bij mij zit hem niet in gebrek aan vriendschappen en contacten. Het gaat veel dieper dan dat.

Vriendschappen zijn voor mij om te delen en te leren, samen te lachen en te dragen. Soms houden ze me misschien wel weg van dat gevoel van eenzaamheid.

Ik denk terug aan Janny, de vrouw bij wie ik nauw betrokken was in de laatste fase van haar leven. De dag voor ze overging zei ze dat ze nog één hobbel te nemen had. Ze wist niet wat het was, maar wel dat zij die zelf moest nemen. In haar laatste uren mocht ik naast haar bed zitten, terwijl zij haar laatste hobbel aan het nemen was.

Daar zit voor mij ‘eenzaam’. In die hobbel. Op weg naar dat schitterende stuk al-een. Daar waar de liefde is. Daar waar het licht is. Het licht waar ik een splinter van ben. En jij. En jij. En jij.

Oh hoe groots als ik me dat in een fractie van een seconde realiseer! Daar wil ik niet bij. Daar kan ik niet bij. Of soms toch wel? In een meditatie. Of zittend tegen een oude wijze boom. Of als ik mijn zusjes tegenkom, als ik even daar bij hen mag zijn.

Maar ik ben hier. Mijn grootste hobbel nog te nemen. Niet om te gaan, maar om los te laten. Loslaten, de angst voor de liefde, de angst voor dat schitterende licht.

Te weten dat ik dat ben. En jij. En jij. En jij.

En wat doe jij?

Al een week zit er hele dagen een kikker in mijn kleine vijver, stil met zijn koppie boven water. Zou hij het goed hebben? Is dat wat kikkers doen? Kan ik iets voor hem betekenen?

Of hoef ik alleen maar te luisteren.

Ook heb ik afgelopen paar weken kennis gemaakt met maar liefst 6 teken. Ieder op zijn eigen moment, zich op een andere plek op mijn lijf kenbaar makend. Ik dacht dat ik ‘mijn tekenverhaal’ na zo veel jaren en zovele tekenbeten en belevenissen wel een keer kon sluiten, maar blijkbaar is er toch nog iets wat gezegd wil worden.

De teken wijzen mij op mijn grenzen die ik nog beter mag bewaken. Nog minder aanpassen, en nog meer gaan staan voor mezelf. De kikker kijkt en luistert, en wacht af… tot die grote sprong. Het voelt dat ik meer mag delen van wat ik op mijn hart heb. Hoe, dat weet ik nog niet. Dat voelt als de sprong. Me laten leiden in het schrijven wijst me vaak wel de weg.

De meest lastige vraag die ik krijg vind ik nog steeds: “en wat doe jij?”

Laatst floepte er uit: “Leven”. Ik was verrast over mezelf en mijn gesprekspartner niet minder. Jammer genoeg zorgde mijn antwoord ook voor een snelle afloop van het gesprek.

Ik zoek nog steeds naar een lekker antwoord 🙂

Mijn moeder lijkt het wonderlijk genoeg heel normaal te vinden dat ik geen baan heb en zelden over mijn praktijk vertel. Als ze me vraagt wat ik de volgende dag thuis ga doen, antwoord ik meestal wat quasi nonchalant dat het tijd is om weer eens te gaan schrijven en dat ik echt weer eens het bos in moet. Dat lijkt ze dan heel gewoon te vinden, en het pleit mij vrij van een antwoord dat ik (nog) niet heb.

Maar gister vroeg ze door. Wat schrijf je eigenlijk? Is dat in een dagboek of iets anders? Wat doe je?

Spontaan begin ik te vertellen. Ik vertel haar dat ik heb leren luisteren naar mensen en dieren op afstand, via de ziel. En dat ik weet dat dat ook met bomen kan. Ik vertel haar dat het voelt alsof het daar nu tijd voor is, om daar meer mee te gaan doen.

“Ja”, zegt ze begrijpend, en ze vervolgt alsof het de normaalste zaak van de wereld is, ‘en dat je daar nu niet meer van weg kan lopen’ (in soortgelijke woorden).

??? Heb ik dit gesprek met mijn moeder??? Werkelijk?

Ik vertel haar nog, wat het lastig maakt als er geen opleiding is, dat er dan geen opdrachten zijn die ik ‘moet uitvoeren’, maar dat alles uit mezelf dient te komen.

Dankbaar dat ik dit bij haar heb kunnen uitspreken, en dat ze mijn woorden als een zacht kussen heeft opgevangen.

Nu ik dit schrijf realiseer ik me dat ik geen kort samenvattend antwoord hoef te geven, zoals ik denk dat er van me verwacht wordt. Ik mag het doen op mijn eigen wijze.

En elke dag doe ik iets anders.

Vandaag lees ik dat er in Schotland 16 miljoen bomen zijn gekapt voor windmolenparken…

Dit bericht bepaald vandaag de loop van mijn dag.

Een zoektocht in mezelf naar alle hoekjes en verborgen plekken waar de pijn en het verdriet van dit bericht resoneert. Via verontwaardiging en onbegrip, kom ik bij de pijn van het niet gezien worden, niet mogen zijn, niet begrepen worden, niet op waarde geschat. Wat het met de bomen daar doet, doet het met mij, doet het met de bomen hier in het bos, doet het met de aarde.

Bij mij het niet begrijpen, de machteloosheid, het van de daken willen schreeuwen.

Net als toen Barbara 20 jaar geleden overleed. Wilde ik het van de daken schreeuwen. De wereld was iets vreselijks overkomen!!! De wereld is uit balans!!! In die dagen waren er veel mensen die dachten ‘we hebben het er maar niet over, dan denkt ze er niet aan, dan bestaat het even niet’, en ik, ik wilde schreeuwen.

Nu wil ik weer schreeuwen…

En het begrijpen.

Ik heb het ook lang niet begrepen, niet gevoeld, niet geweten. Tot ik leerde van een native (oorspronkelijk) dorpsgemeenschap. Daar waar als er iemand ziek is, of minder functioneert, dat dan het hele dorp een beetje ziek is, minder functioneert. En iedereen zal meewerken om beter te worden, weer in balans te komen. Iedereen voelt zich verantwoordelijk. Verantwoordelijk voor het geheel.

Bomen weten dat. Bomen zorgen voor elkaar, om het geheel zo goed mogelijk in balans te houden.

De aarde weet het. Ze doet er momenteel alles aan om terug in balans te komen.

De natuur weet het. De natuur weet.

Aan ons de uitnodiging om onszelf weer onderdeel van de natuur te gaan zien. Om samen te werken met de bomen, samen met de zon, samen met moeder aarde. Werkelijk samen.

Door de zon op mijn eigen schaduw te laten schijnen, wil ik de kaalgeslagen plekken in het licht zetten. Zodat de bomen zich gezien weten, begrepen voelen, getroost en op waarde geschat.

Wat ik doe? Het is tijd om weer eens te gaan schrijven. En straks moet ik echt weer een keer het bos in.

Mijn paradijs

Oja, wat geniet ik van mijn paradijs! Mijn creatie, mijn werkelijkheid.

Mijn tuin zal er voor anderen misschien als een rommeltje uit kunnen zien, ongeorganiseerd, of zelfs verwaarloosd. Maar zeker niet als het paradijs 😉 .

Ik zie een klaproos, verrast dat ie daar zo in haar eentje lang staat te worden en geef hem houvast aan een bamboestok die ik naast haar in de grond prik.

Even verderop een korenbloem, ook zo lang. Deze laat ik haar gang gaan, en ik zie haar een paar dagen later dapper horizontaal verder haar weg vervolgen.

Achter in de tuin hebben de kippenmeiden gewoond. Ik leer nu van het opgroeiende boeket wat er in hun voeding aan zaden heeft gezeten. Een bonte mix van geel, wit, groen en paars.

Ineens een lange spriet met knoppen. Benieuwd wat daar straks uit komt.

Tussen de zwarte bessenplanten staat het dit jaar vol met Jacobskruiskruid. Een plant die voor velen giftig is, maar niet voor de rups van de Sint Jacobsvlinder. Werkelijk honderden rupsen zie ik bewegen, eten en groeien. Inmiddels zijn de meeste planten helemaal kaalgevreten, en verwacht ik dat de rupsen zich binnenkort in de grond gaan nestelen. Ik zie enkelen nog wat andere plantjes uitproberen. Rupsjes hebben gewoon Nooit Genoeg 🙂 Slaap lekker allemaal. Nieuwsgierig naar komend voorjaar!

Vlinders zijn er dit jaar nauwelijks. Af en toe een koolwitje. Dit jaar worden de bloemen hier vooral door hommels bezocht en een enkele bij (of net andersom). Over groene blaadjes een enkel slakkenspoor. Vliegen zoemen zowel binnen als buitenshuis. Iemand heeft zich te goed gedaan aan mijn 3 aardbeien 😉

Een wesp vindt dagen achtereen haar weg naar de waterschaal op de put, om vervolgens hoog weg te vliegen naar haar volk.

Terwijl ik wacht op het uitkomen van de bloemen van de vlinderstruik voel ik me dankbaar voor de 2 jonge bomen die ik zelf gepland heb en die dapper hun plek veroveren in de droge grond.

De stilte klinkt hier met het ruizen van de bomen, het gezang en getwitter van merels, mussen en mezen, in de verte af en toe een kraai of een specht. De wolken tekenen hun eigen verhaal en de zon doet dit alles schitteren.

Ja, dit is mijn paradijs.

Mijn blote voeten op de grond. Ik voel steeds meer het leven onder mij. Of beter gezegd, voel ik me steeds meer verbonden met het leven onder mij.

Een inspirerende tekst komt langs: ‘Jij staat niet los van de aarde. Je bent de aarde; je beseft het alleen nog niet.’

En terwijl de bomen van de aarde met elkaar verbonden zijn via hun wortels, hun geur, hun trilling, hun lied, terwijl de oceanen in de vogeldrinkbakjes schitteren in het zonlicht, sluit ik mijn ogen… ik laat me kietelen door een dikke vrolijke vlieg en voel de zon op mijn armen, de wolken in mijn longen, in elke cel een oceaan, mijn wortels verweven tussen die vele andere wortels. In verbinding hoor ik mijn lied. Ik hoor het lied van de aarde.

23 maart 2023, een bijzondere geboortedag

Het zal zo rein zijn,

Zo volmaakt

Als water, licht en bloemen.

                                Chr. de Graaff

Daar wordt aan gewerkt 😉

Mijn verjaardag heb ik als kind vaak ervaren als een feestje voor anderen. Iedereen had het reuze naar de zin, en ik raakte meer en meer overprikkeld van alle bezoek en drukte. Dan werd ik huilend en tegenstribbelend naar bed gebracht, terwijl het feestje, mijn feestje gewoon doorging.

Ach, dit is misschien maar één keer zo gegaan, maar ik heb wel de herinnering als kind dat ik op mijn verjaardag vaak een bezoeker was op andermans feestje.

In de jaren daarna heb ik mijn geboortedag weer naar mezelf toegetrokken en vier ik het soms groots, soms klein, soms niet, soms anders. Precies zoals het voor mij op dat moment een feestje voelt. Niet omdat het hoort, niet omdat het moet, niet omdat anderen iets vinden.

Dit jaar vier ik mijn geboortedag klein, met mn moeder en mn broer.

Hoe leuk was het ook om dit jaar de gelegenheid te krijgen nog een andere verjaardags-dag te mogen kiezen.

Zo vanzelfsprekend werd het voor mij 23 maart 2023, 23-3-23.

Waarom?

3 Is ‘mijn geluksgetal’. Op de lagere school won ik er vaak één van de overgebleven pakjes melk mee die op vrijdagmiddag werden verloot. Topgeluk was dat! Ook op veel andere momenten was de 3 erbij. Op dit moment woon ik in het paradijs op Spechtlaan 3. Wat het ook is, 3 maakt me blij 🙂

23 is in onze familie wonderlijk genoeg een veel voorkomende datum van zowel verjaardagen als sterfdagen.

Ook mijn moeder is jarig op de 23e en het heeft jaren geduurd, dat wanneer ik vroeg hoe oud ze was, dat ze antwoordde met ’23’.

Dit alleen al maakt dat 23-3-2023 voor mij een bijzondere dag is. Daarbij heb ik al langer heel sterk het gevoel dat deze dag dit jaar een dag van omslag is, een dag van geboorte. Ik vermoed niet alleen voor mij.

En dan neem ik jullie ook graag nog even mee naar mijn tante Agnes, de jongere zus van mijn moeder. Bij leven gediagnostiseerd met manische depressie.

In mijn ogen is ze nooit ziek geweest. Als ze manisch was, was ze natuurlijk de leukste tante die ik kon hebben. Als ze depressief was, logeerde ze vaak bij ons, zat ze stil op de bank of maakte ze de keukenkastjes schoon.

Regelmatig stopte ze met haar medicatie, want die vlakte zo af en ze wilde leven! Ik zag steeds duidelijker de onmogelijke situatie waar ze in zat. Haar manier van leven paste gewoon slecht in de wereld van dat moment. Ik bedacht dat ze in een verkeerde tijd geboren was. Te laat om in de wilde natuur te leven, te vroeg voor de alternatieven van deze tijd om oorlog trauma’s te helen. Te vroeg voor de nieuwe wereld.

Op 23 januari 1992 is ze uit het leven gestapt en ik begreep het. Ik was begin 20 (23!) en bewonderde haar moed.

Omdat ik zoveel in haar herkende en dezelfde onmogelijkheid ervoer van het oprechte leven dat we beide wilden leven, speelde ik met het idee om ook uit het leven te stappen. Als ik het zo met haar eens ben, waarom zou ik hier dan nog doormodderen? Kort daarna droomde ik twee dromen. De 1e droom bevestigde onze nauwe verwantschap. Daarin waren we 2 vriendinnen die lachend de trap op renden. Allebei met 2 verschillende sokken. Iets wat we bij leven als puber expres deden. Alleen zij 30 jaar eerder.

In de 2e droom stonden we samen in een boekwinkel en was ik nieuwsgierig naar het boek dat zij in haar handen had. Ze hield het boek verborgen, keek me indringend aan, en vertelde me beslist, dat ik iets anders te doen had in dit leven. Toen ik wakker werd, wist ik dat ik moest blijven leven en dat ik een ander pad had te gaan.

Ik zie me nog die ochtend de trap aflopen, halverwege stil houden en ‘naar boven’ zei, “oké, ik beloof dat ik blijf, maar laat het alsjeblieft niet heel lang duren”.

De belofte is gebleven. De wens voor een kort leven heb ik zo’n 10 jaar later weer teruggenomen.

Die eerste jaren voelde ik Agnes heel nabij. Wist ik dat ze me op een afstand in de gaten hield en in zou grijpen, als ik de verkeerde kant op zou gaan.

Inmiddels ben ik al weer vele jaren bomvol zin in het leven en zit Agnes bij momenten op mijn schouder, gierend van de lach. Mijn tante was een hippie, een vrije geest in een wereld die er nog niet klaar voor was.

In mij is mijn tante Agnes, een hippie, een vrije geest, in een wereld die haar borst nat mag maken, want wij zijn er klaar voor!

Een ode aan Agnes, geboren 23 – 3 – 1941

Liefde

Pas als we zien wie de aarde is,

Wie elke boom en elke soort.

Dat alles en alles net zo bezield is als jij en ik.

Pas als we de aarde zien,

Pas als we zien

Dan zijn we de dualiteit voorbij

Dan is licht net zo mooi en waardevol als donker

Dan ben jij net zo mooi en waardevol als ik

Dan weet dat links niet zonder rechts en rechts niet zonder links

Dat yin net zoveel yang nodig heeft voor balans

Dat de vrouw net zoveel man in zich draagt als nodig om tot haar recht te komen

En de man zoveel vrouw

Dat de berg zo mooi en waardevol is, door schaduw èn zonnekant

Het spiegelbeeld bestaat door z’n reflectie

De sterren schitteren door de nacht

Dat ik ben door jou.

Als ik mij zelf liefheb. Werkelijk liefheb, m’n licht en m’n donker

En jij, als jij jezelf liefhebt, werkelijk liefhebt, je licht en je donker

Als wij onszelf zien, zoals we de aarde zien in al haar pracht en kracht en zacht

Het wonder dat ze is

Het wonder dat jij bent

Het wonder dat is

Dan vallen alle woorden op de grond,

En het is stil.

Een zacht gefluister

Er is maar één kant

Laten we de Liefde…

De aarde spreekt

Luister maar

8 maart 2023 Een vrouwendag

“Als gij niet wordt als kleine kinderen, zult gij het Rijk der Hemelen niet binnengaan.”

Ik sta op de dansvloer, en ineens zie ik de schoonheid van het moment. Hoe mooi en bijzonder is het dat ik samen met mijn moeder mag lopen, beiden op weg naar het kind dat we waren, dat we hadden willen zijn, niet mochten zijn. Zoveel herkenning en toch ieder ons eigen pad.

Mijn moeder en ik hebben een soort symbiotische relatie. Ik voel haar pijn en haar verdriet, ik beleef haar angsten en haar plezier. Ik hou heel veel van haar. Wat is dat toch, houden van? En kan ik dan net zoveel van mij houden als van haar? Deze vragen zijn aanleiding voor mijn zoektocht. Wat maakt dat ik me zo verstrengeld voel met haar? Hoe kan ik onze verstrengeling ontwarren, zodat we naast elkaar kunnen staan. Kort geleden schreef ik de toen prachtige zin “Ik ben haar schouders waarop ik sta”. Als ‘een Escher’ in elkaar geklonken, versmolten. Mijn uitdaging nu om het schilderij uit elkaar te trekken, zodat we ieder op ons eigen schouders kunnen vertrouwen.

Lieve mama, daar sta je dan tegenover mij en zegt: “Ik ben lastig hè?”

Er valt een stilte en het stormt. In mij, tussen ons. Ineens zie ik jou als klein meisje tegenover je eigen moeder staan en tegelijk zie ik mij als kleine meid tegenover jou. Allebei met dat zelfde zinnetje, ‘ik ben lastig hè?’.

Later vertel je me, dat je altijd te horen kreeg dat je zo’n rustig kind was. Je was 3e in het gezin waarin elk jaar een kind geboren werd. Monica, je oudere zusje, had een flinke rugzak bij de geboorte meegekregen, en vroeg veel aandacht. Zo niet alle aandacht. Ik zie jou dan wel als braaf en rustig kind rond hobbelen. Waar was er immers plaats voor jou? Je trok je eigen plan en speelde veel alleen. Je vertelt graag over de weilanden dicht bij jullie huis, vandaag de dag volgebouwd met straten, spoorlijn en de RAI. Eens weilanden, uitgestrekte velden. Eens. Toen jij een meisje was. Daar speelde je veel. Alleen. Dat vond je prima.

En nu, ergens in je laatste fase van dit leven, nu begin je je uit te spreken, voor jezelf op te komen, jezelf te laten zien. Goeie gesprekken en verdriet wisselen elkaar af met de slappe lach, eindeloos spelletjes spelen, en ineens gekke geluiden maken waarna je opgewekt en trots zegt: “goed hè, kan ik dat!” Het is alsof je eindelijk dat kind mag zijn, waar destijds geen ruimte voor was.

Je bent je bewust dat je nu soms lastig bent. Althans, dat ik jou wel eens lastig zou kunnen vinden.

Maar nee, zeker niet, ik vind jou niet lastig. De situatie kan soms wel een uitdaging zijn. Maar lastig, nee, dat ben je niet.

Wat is lastig? Als ik mezelf wegcijfer ben ik niet lastig. Als ik me aanpas, me niet uitspreek, mee ga met de ander, ben ik niet lastig. Niemand tot last.

Ik was wèl lastig. Dat werd mij als kind verteld. Ik liet van me horen. Ik was druk en enthousiast en moest van alles delen. Ik kon aan één stuk door praten. Er was ook zoveel te vertellen!

Tot dat zinnetje van jou, ‘kan je alsjeblieft even 5 minuten je mond houden?’

Oh wat vond ik dat ingewikkeld! Al die verhalen, al die indrukken…. Maar ik werd er steeds beter in, mijn mond houden. En op den duur voelde ik wanneer het zinnetje eraan zat te komen, en voordat je het uit kon spreken, beloofde ik dat ik 5 minuten mn mond ging houden, maar dat ik nog even een alleràllerlaatste iets moest zeggen. ‘En daarna hou ik echt mijn mond hoor!’

Ik werd steeds meer een pannetje met kokend water, waarvan de klapperende deksel af en toe even goed werd aangeduwd. Er volgden daardoor wel steeds vaker uitbarstingen.

En gisteren 8 maart 2023 vonden we samen dit briefje in een laatje:

Lieve Mama

Het spijd me verschrikkelijk erg.

Ik brobeer het telkens weer,

Maar het lukt me gewoon niet.

Maar ik hou vol.

Wilt u me vergeven en denken

als ik weer iets fout doe: “Andrea

brobeerd het”. Want pappa vertelde

de net: “Als je vol houd kom je er

wel.” En dat neem ik nu aan.

Ik hoop dat u deze dag weer

gauw vergeet, dan probeer ik

voortaan betere dagen

bij u te bezorgen.

Welterusten

mama, tot, de

hopelijk goede

dag, morgen.

Andrea

(januari “79, 5e klas, 10 jaar)

We schrikken er allebei van. Even is het stil.

Ik vertel je dat we vroeger niet zo’n goeie relatie hadden. Dat we heel vaak ruzie hadden. ‘Echt waar?’ vraag je verbaasd. ‘En we hebben het nu zo leuk met elkaar!’ zeg je verwonderd.

Het briefje gaat terug in het mapje. “Je krijgt het nog niet hoor!”. “Nee, dat is goed hoor, ik maak er even een fotootje van.”

We gaan er allebei mee aan de slag. Ieder in ons eigen wereld, ieder ons eigen proces.

Wat verdrietig dat we dit briefje hebben gevonden. Nee, verdrietig dat dit briefje eens geschreven is. Verdriet van het niet mogen zijn. Wat een cadeau juist om het te vinden! Nee, niet fijn. Oude pijn. Maar zo mooi… voor ons allebei.

Terug ben ik, op de dansvloer. ‘Ik ben lastig hè?’ hoor ik opnieuw in mijn hoofd, waarop 3 werelden in elkaar verglijden. De situatie van het moment, en de 2 kleine meisjes met hun moeders. Samen met mijn moeder ons kind ont-dekken, zij de hare, ik de mijne, samen en apart, onze geschiedenis herschrijven, naast elkaar in de wereld van nu. Hoe bijzonder, allebei weer kind mogen zijn. Het kind dat we wilden zijn, het kind dat we waren. ‘Kinds’, zeg je, ‘ja, ik word echt kinds’. Dwars door pijn en verdriet vlieg ik over de dansvloer. ‘Jaaaa’, roept het in mij, ‘en ik ook!’

Echte kippenliefde (k9)

Ach lieve meiden, wat ben ik toch van jullie gaan houden. Wie had dat gedacht een half jaar geleden. Samen met een buurman (I) zou ik voor jullie gaan zorgen en van jullie eitjes genieten. De buurman (I) verhuisde en ik mocht jullie zelf een thuis geven, jullie leren kennen. Jullie. Kippen. Voor mij totaal vreemde wezens.

Jullie onrust maakte mij onrustig. Of was het mijn onrust die jullie onrustig maakte?  Ik bleek jullie zielentaal te verstaan, maar van de kippentaal begreep ik niks.

Zodra jullie een deur hoorden, mijn aanwezigheid voelden, of mijn glurende blik door een kier in het gordijn waarnamen, stormden jullie naar het hek om vervolgens heftig ‘te gaan zitten te tokken’. Als een wanhopige moeder met een jengelend kind in de supermarkt, bereid de hele snoepafdeling aan haar kind te schenken in ruil voor stilte en rust, heb ik jullie vol gemest met allerlei kippensnoep. Elke keer in de hoop dat jullie getok en gevraag op zou houden. Telkens voor een korte adempauze, maar zodra de versnapering op was, ging het getokkel weer verder. Soms deed ik gewoon de gordijnen dicht om jullie even buiten te sluiten.

Inmiddels zit ik geregeld bij jullie samen in het hok, krijgen jullie geen paniek-voeding meer en zijn jullie heerlijk rustig geworden. Of ben ik het, die een stuk rustiger is geworden?

Oh wat ben ik van jullie gaan houden. Verstandige Henneke, wijze Donna, niet te temmen Zus, en ongecompliceerde Vera.

Tegelijk ben ik blijven twijfelen over jullie plek hier bij mij. Het ene moment weet ik zeker dat ik een nieuw thuis voor jullie ga zoeken, om mijzelf nog geen uur later in de Gamma terug te vinden, materiaal kopend om het hok uit te breiden.

Inmiddels is er voldoende kippenhulp om jullie eten en aandacht te geven als ik er niet ben. Mijn moeder die gewend was hooguit een eitje op zondag te eten, geniet nu met volle teugen van meerdere heerlijke eitjes op een dag. De avonturen met jullie 4 zijn een favoriet terugkerend onderwerp in haar slijtende hoofd.

En dan…

Zondagochtend word ik wakker door het kakelen van de kippen. Dat is niet vreemd en ik wil me weer omdraaien. Maar het gekakel klinkt heftiger dan anders, en ik bedenk dat ik het water heb binnengehaald vanwege de nachtvorst. Ik moet eraan geloven, trui over mn pyjama en de ochtendkou trotseren voor de meiden. Buitengekomen, de grote schrik, geblaf en gekakel en chaos in het kippenhok. Er zit een hond in het kippenhok! Een kleintje, wild rondrennend, happend naar de kippen, wetend van geen ophouden. 3x lukt het me het beestje te pakken en buiten te zetten. 3x is ze gelijk weer terug in het hok. Ik zie niet waar het gat zit. Uiteindelijk kan ik haar vastbinden en kan ik mijn telefoon binnen pakken, mijn eerste appje naar een andere buurman (II) “M’n kippen zijn doodgebeten door de hond”. Ik sta te trillen op mijn benen.

Het hok ligt vol witte veren en 3 kippen liggen voor dood in een hoek. De 4e zie ik niet. Later ontdek haar in een freeze naast een paal. Donna, ongedeerd.

Uiteindelijk zijn ze er alle 4 levend en goed van afgekomen.

Lang verhaal kort: Hond aangelijnd, hok gerepareerd, in de buurt op zoek naar het baasje, via de dierenarts op het park uiteindelijk het baasje kunnen achterhalen. Het hondje heeft niks kwaads in de zin, wil gewoon lekker spelen. Maar ja, niet oké voor mij en de meisjes.

Volgende ochtend zelfde verhaal…, maar nu heeft de hond (nog) geen kans om het hok binnen te komen, en ben ik er bijtijds bij.

De buurman (II) zegt dat het de natuur is. Even later schreeuwt mijn hart, nee, dit is niet de natuur dat kippen opgesloten zitten!!! Ze konden daardoor niet vluchten. Ik voel de rest van de dag een diep verdriet. Verdriet en pijn hoe wij mensen door de tijd met dieren zijn gaan omgaan.

Vandaag kijk ik naar mijn meiden en weet dat ze het goed hebben hier. Ik zie dat ze happy zijn en gezond, al is het achter een hek. Daar maken zij zich niet meer druk om. Maar ik kan ze niet voldoende beschermen. Daar hebben mijn meiden recht op. Op z’n minst. Vroeg of laat komt het hondje terug. Zij vindt het hier veel te leuk. En dat kan ik haar niet kwalijk nemen 🙂

Ik zal ook vaker op pad zijn, om er voor mijn moeder te kunnen zijn, waar nodig. Dat gaat nu niet samen. Vera, Donna, Zus Hèlen en Henneke, ik heb een prachtige tijd met jullie mogen beleven. Zoveel van jullie geleerd, en van jullie hele familie, over echte kippenliefde. Ik heb gewenst voor een fijn nieuw thuis, en dat is gekomen. Morgen gaat ons nieuwe avontuur beginnen. Ik zal jullie vreselijk missen. Wat zal dat leeg zijn.

Maar ik weet, als de wereld zover is, lopen er overal kippen rond. Geen paradijs zonder kippen ♥