Grootmoeders

Mijn grootmoeder had een ring met een roosje. Als klein meisje kreeg ik het verhaal te horen dat zij mij Roos had willen noemen toen ik geboren werd, maar dat mijn moeder dat niks vond. Het werd Andrea. Die ring, zei mijn grootmoeder, is voor jou als ik er niet meer ben.

Dat speelde door mijn hoofd toen ze overleed en ik inmiddels begin 20 was. De verdeling van haar erfenis verliep niet heel soepel, waardoor mijn broer en zussen en ik als kleinkinderen besloten daar niet in te stappen. Voor mij bleef het verhaal over de roos liever een dierbare herinnering.

Na verloop van tijd is die ring met de roos toch bij mij terecht gekomen. Mijn moeder had ergens tussen haar spullen een potje gevonden met wat diamantjes en de ring. Zo mooi hoe deze ring uiteindelijk als vanzelf op de goeie plek terecht is gekomen. De ring was me veel te groot, en ook niet echt passend bij degene die ik toen was, maar het potje werd gekoesterd, en de ring trok met me mee, verhuizing na verhuizing. Zo’n maand geleden dacht ik weer aan de ring, en had ineens heel sterk het gevoel dat ik hem wilde dragen. Na al die jaren moest hij gerepareerd en vermaakt, en dat ging gebeuren. Eerst liet ik hem repareren bij de juwelier, en toen ik wist om welke vinger hij mocht, werd ie op maat gemaakt. Het is nu helemaal mijn ring geworden. Met een heel bijzondere lading.

Mijn relatie met mijn grootmoeder herinner ik me verder niet als heel fijn. Ik noemde haar en haar familielijn vaak aristocratisch. Mijn beleving daarvan was dat je goed genoeg was, of niet, dat je het goed kon doen, of niet, dat je ‘het’ had, of niet. Nou, ik kon het niet goed doen, ik had het niet, ik was het niet, en ik zou het ook nooit worden ook!

Toen mijn grootmoeder me een keer om een boodschap stuurde, vroeg ze net zolang of ik het begreep, dat het kleine beetje vertrouwen dat ik als onzeker meisje had ook verdween, en ik even later natuurlijk bij de verkeerde winkel stond om haar zoutloos brood op te halen.

Zo’n 7 jaar terug heb ik mijn grootmoeder weer ontmoet, tijdens een meditatieve reis. Ze stond daar met open armen, één en al liefde en licht. Ik schrok, want hoe kon het dat zij daar was? En ik trapte op de rem, argwanend, want zo kende ik haar niet. Wat is dit, wat gebeurt hier? In de maanden daarna heb ik stapje voor stapje haar grote liefde leren kennen, durven toelaten, durven zien, durven accepteren. Sindsdien sluimert ze op de achtergrond in mijn leven. Soms breekt ze ineens door als een grote bundel warm licht, dan weer trekt ze zich geduldig en liefdevol terug in de schemering.

Drie jaar terug, toen ik hier op het dorp kwam wonen, ontmoette ik Janny, net 80 en herstellende van een hartinfarct. Toen we aan elkaar voorgesteld werden, drukte ze een vinger op mijn borstbeen met de woorden ‘wij gaan het heel gezellig hebben samen’.

Ik vond haar mooi, stralend, kleurrijk, werd vrolijk van haar heldere blauwe ogen die altijd twinkelde ondanks al haar vele ongemakken, en was benieuwd wat deze ontmoeting zou brengen.

Pas maanden na die vingerwijzing zagen we elkaar weer en ben ik klusjes voor je gaan doen. Wat leek je veel op mijn grootmoeder, maar het was zo anders. Het was net alsof ik een herkansing kreeg, om als de Andrea die ik nu ben opnieuw mijn grootmoeder te zien en leren kennen. Ik kon bij jou vrijuit Pipi zijn. Dan vroeg je of ik een ingewikkeld tafeltje in elkaar wilde zetten, en of ik dat wel eens gedaan had. “Nee, nog nooit gedaan, dus ik zal het wel kunnen 🙂 ”. En dan kon je me ook laten. Ik, die elk moment een opmerking van jou verwachtte, een afkeurende opmerking die alsmaar niet kwam, waardoor ik me ook steeds meer Pipi kon gaan voelen. Ik kreeg van jou de ruimte om op mezelf te gaan vertrouwen.

Een 2e hartinfarct volgde en we gingen elkaar regelmatiger zien.

Gaandeweg werden onze afspraken ook langer, want naast alle praktische zaken, kregen we steeds meer gesprekken. Een terugkerende vraag voor jou was, waarom je toch voor de 2e keer was gebleven? Wat had je nog te doen? Je vond het heel fijn hier op aarde te zijn, maar toch, wat was de reden?

Ik leerde over je werk, je beoefende een vorm van kinesiologie, het testen van oa de geschiktheid van kruiden en voedingsmiddelen bij mensen, en werkte in de jaren 60/70 als tester bij de GGZ, omdat een collega die daar werkte al duidelijk had, hoe voeding een grote invloed kan hebben op de geestelijke gezondheid. Een heuse pionier!

Je vertelde over je ‘toevallige’ ervaringen in Katharenland, toen er hier in Nederland nog nauwelijks iets over bekend was.

Ik, iemand van een latere generatie, die voor een leven van aanpassen had gekozen, voor ‘veilig’ te kiezen en niet op te vallen. Ik die nu na een leven van wenselijk gedrag, alles aan het afleren ben, om weer vrij met mezelf te kunnen zijn, zoals ik ben bedoeld te zijn. Ik genoot van al jouw spontane toevalligheden, die jouw boeiende leven kleurden en jouw wijsheid voedden.

Jij op jouw beurt, volgde met grote belangstelling mijn stappen en ont-dekkingen van mijn zelf. Mijn oefenen om mijn leven weer te laten stromen, zoals het jou allemaal als vanzelf was overkomen. We zetten elkaar op een voetstuk, we zagen het allermooiste in elkaar, we genoten van het pad van de ander, wezen elkaar op de schoonheid van het pad van de ander, en bleven tegelijkertijd allebei twijfelen aan het pad van onszelf.

Aan het eind van 2021 leek het leven dan toch echt op voor je. De verwondingen aan je voeten na een leven lang diabetes, werden ondraaglijk pijnlijk. Met een 3x is scheepsrecht bereidde je je voor op een definitief afscheid. Dat waren voor ons geen zware gesprekken, want we deelden het weten dat je het heel goed zou hebben aan de andere kant van de sluier.

Lastiger was, hoe dit leven los te laten.

Ja, vertelde je me op oudejaarsavond, ik heb nog een hobbel te nemen. Het was je niet duidelijk wat die hobbel was, wel dat je het zelf moest doen.

De volgende dag kreeg ik bericht dat je eindelijk intraveneuze pijnstilling zou krijgen, wat een einde aan je pijn zou betekenen.

Ik sprong in de auto, wilde bij je zijn. Ik heb je handen vastgehouden, voordat het infuus zijn werk deed. Daarna mocht je slapen. Uren lang. En ik mocht naast je zitten en je hand vasthouden, terwijl jij je hobbel aan het nemen was. Vaak lag jouw hand in mijn linkerhand, en lag mijn rechterhand daar bovenop. Met de roos-ring. Ik voelde de verbinding met mijn grootmoeder, ik voelde haar grenzeloze liefde voor mij, en mijn bijzondere liefde voor jou, zo intens en oneindig als ik niet eerder heb ervaren.

Zo dankbaar ben ik voor onze ontmoeting, voor jouw vinger op mijn borstbeen, voor jouw vertrouwen om mij toe te laten in je laatste uren hier op aarde. Zo dankbaar voor deze grootse ervaring.

Je vroeg je alsmaar af waarom je hier 2 keer moest blijven. Voor mij is nu duidelijk waarom, en ik gun je nu het scheepsrecht.

PS De tomaten-zuster, één van je favorieten, was haar nachtdienst begonnen en kwam kort voor middernacht langs om even te checken. Nog een flinke hartslag zei ze. Ze ging koffie voor me halen en rond het moment dat ik deze van haar aannam, ben je hem gepiept.

Nog zeker een uur hoorde ik mezelf zeggen: “ik kan het niet geloven, ik kan het niet geloven!”

De arts was rond datzelfde moment ergens anders druk, waardoor ik nog ruim 2 uur bij je kon blijven. Terwijl je afkoelde, kon ik met mijn hand de jouwe nog fijn warm houden. Uiteindelijk kwam de dokter om te zeggen dat je dood was. Heel fijn dat ik ook dat daarna nog even met je kon delen “Janny, nu ben je echt dood”. Daar moesten we allebei om lachen 🙂